Hoofdstuk 38: de speech
Mijn vingertoppen gleden over het gladde bureau wat voorheen van Yrianthe was. Het voelde koel en glad onder mijn vingers, zo onbekend. Het leek niet voor mij gemaakt, omdat het dat natuurlijk ook niet was. En toch zou ik het nu in beslag nemen, net zoals ik het hele kantoor op de bovenste verdieping in beslag zou nemen. En niemand zou er iets over te zeggen hebben.
Misschien was dat dan ook wel de reden dat dit alles mij zo benauwde. Ik zou iemands plaats innemen en ik zou niemand daarin een keuze geven. Hoe kon ik, iemand die altijd het idee van een goede democratie had ondersteund, in een dictator veranderen?
Voor alsnog was het rustig in de stad. Als het nieuws van Yrianthe's dood de groepering had bereikt, lieten ze dat niet merken. Ik had vanuit het hoge appartement al gezien dat de trainingen gewoon werden opgepakt, alsof er niets aan de hand was. Wel had ik Ashlynn gevraagd om iedereen in te lichten dat ze om één uur naar het centrale plein moesten komen.
Langzaam liet ik mij op de bureaustoel zakken. Waarom ik? Waarom moest ik dit doen? Konden ze niet iemand anders kiezen die deze plek, deze rol in de oorlog, kon innemen? Jurian had mij heel duidelijk laten inzien dat ik mijzelf niet vertrouwde. Dat kon ik alleen maar beamen. Zeker voor grote groepen, kroop ik helemaal in mijn schulp. Ik was er niet voor gemaakt om voor een grote groep mensen te spreken, laat staan een groep mensen die mij al verachten omdat ik met de in hun ogen vijand sympathiseren.
Mijn ogen gleden naar de engelen die bezig waren met het vervangen van het raam in het kantoor. Ze zeiden niets en ze vroegen niets. De enige reden waarom ze hier waren, was Ashlynn. Zij had hen bijna bevolen om het te doen. Ik vroeg mij af wat ze wisten over de moord van Yrianthe. Misschien konden ze het wel gokken. Uit hun gezichtsuitdrukkingen was genoeg af te lezen.
Misschien kon ik Ashlynn wel overtuigen om het van mij over te nemen.
'Mocht je ontsnappingsmogelijkheden bedenken, dacht het niet,' merkte Jurian luchtjes op. Hij leunde op de rugleuning van mijn bureaustoel.
Ik zou nooit toegeven dat ik hem niet binnen had horen, dan wel zien, komen. Wel sloeg ik mijn ogen ten hemel en vroeg ik: 'Kan jij gedachten lezen?'
Hij legde zijn handen op mijn schouders en de sensatie werkte ontspannend. 'Wat had je gedacht aan te treffen als je dood zou gaan?'
Ik draaide mij een beetje op de stoel om hem fronsend aan te kijken. 'Huh?'
Zijn zachte lachje gaf mij niet meer duidelijkheid. 'Heb je jezelf nooit afgevraagd hoe het leven na de dood zou zijn?'
'Nou, vroeger droomde ik er altijd van dat ik op een plek zou komen met heel veel puppy's en kittens,' zei ik naar de waarheid. Dat liet mij ook realiseren dat ik nog geen enkele hond, kat of welk ander dier had gezien, op de vogels na.
'Ik geloof dat die zich verder van de grens af houden,' merkte hij luchtig op. 'Die dieren hebben allemaal geen behoefte aan deze drama. Volgens mij zijn er trouwens toch alleen maar honden in de hemel. De hel wordt overspoeld met katten.' Hij liet mij los en liep om de stoel heen, om op het bureaublad te kunnen zitten.
Ik grinnikte, maar mijn lichaam protesteerde tegen die loslating. Ik moest dan ook wel toegeven dat ik mijzelf het liefst in zijn armen zou storten en er nooit meer uit wilde komen. Hij gaf mij dat speciale gevoel van kracht en veiligheid, met slechts het aanraken van een vingertop. Hij was als een warme kruik bij een winterstorm.
Om mijzelf houding te geven, duwde ik mijzelf tegen de rugleuning. 'Ik heb er anders ook geen behoefte aan. Kan ik niet daarheen op vakantie? En nooit meer terug komen?'
Hij sloeg zijn armen over elkaar. 'Nou, nou. Ik zou toch bijna denken dat je jezelf niet realiseert dat je krachtiger bent dan je denkt.' Hij porde met zijn schoen tegen mijn been. 'Ik laat je er niet onderuit komen, Feline. Jij bent hiervoor gemaakt.'
'Denk je de oorlogen in het leven te ontvluchten, moet je er een gaan leiden in het hiernamaals,' verzuchtte ik. 'Hoe kan jij hier toch zo rustig onder blijven? Was je een soort zakenman of president van iets in je vorige leven? Of misschien wel een soldaat of generaal? Je lijkt hier wel voor in de wieg gelegd.'
Nu begon hij te lachen. 'Nou, terwijl ik de droom hoog hield dat ik nog wel eens profvoetballer kon worden, was ik voornamelijk aan het studeren voor advocaat. Ik baal er nog wel van dat ik zo lang geploegd heb en er nu helemaal niets aan heb. Als ik wist dat ik zo vroeg zou sterven, had ik wel genoten van mijn leven.'
Nou ja, dat kon ik dan in ieder geval wel zeggen. Ik had genoten. Iedere dag weer. Ik deed wat ik leuk vond, had mijn eigen hond, werkte met dieren...
'Kop op, na de oorlog zoeken we een hond die net zo leuk is als de hond die je had,' zei hij met een knipoog.
'Blijf eens uit mijn hoofd,' beet ik hem toe. 'En als ik die verdomde oorlog overleef, ja.'
Lachend duwde hij zich van het bureau af. 'Kom op, het is half één. We kunnen niet te laat komen.' Hij stak zijn hand uit.
Enigszins twijfelend pakte ik zijn hand aan. 'Ik ben bang, Jurian.' Ik had allerlei excuses gegeven, had geprobeerd om die woorden te ontvluchten. Maar ik kon er niet aan ontkomen.
'Mooi, dan ben ik niet de enige,' merkte hij luchtig op. Hij trok mij op mijn benen.
'Jij bent bang?' Mijn blik gleed naar de engelen die nog met het raam bezig waren. Hoewel ze aan het werk waren, durfde ik er om te wedden dat ze meeluisterden.
Jurian had het ook door, maar hij haalde luchtig zijn schouders op. 'Eén op één zijn wij sterker dan een sterke engel. Maar zij zijn wel met een verdomd groot aantal, waar wij met z'n tweeën zijn.'
'En toch dring je er op aan dat we dit moeten doen,' beet ik hem verontwaardigd toe. Hoe kon hij dit nu een goed idee vinden als we beiden bang waren?
'Is het een optie om het niet te doen? Om deze dimensie verloren te laten gaan?' kaatste hij terug. 'We hebben geen keuze. Daarom bluffen we dat we er alle vertrouwen in hebben.'
Zijn woorden waren gevuld met de waarheid en overtuigden mij. Hij had natuurlijk gelijk. Als wij de enigen waren die een echt verschil konden maken, die wisten wat er daadwerkelijk speelde, dan was het onze taak om de dimensie te beschermen.
Zwijgend liep ik langs hem op, tot ik bij de deuropening was. Jurian stond nog bij het bureau. 'Nou zeg, door jou komen we wel te laat.'
Nog een paar minuten. Het plein stroomde langzaam vol en ondanks dat Ashlynn haar meest vertrouwde peloton had ingezet om onze veiligheid te garanderen, sloegen de zenuwen mij om de keel. Het waren er echt ontzettend veel. Als ze wilden, konden ze ons afmaken op de plek waar we stonden.
Daarom zou ik hen overtuigen voordat ze zich dat zouden realiseren. Simpel als dat.
Eén uur. Daar gingen we. Het was nu, of nooit. En ik was natuurlijk niet alleen. Katana en Jurian zouden mij vergezellen.
Ik stapte de verhoging op. De verhoging werd vroeger alleen gebruikt door Yrianthe, ook op zulke gelegenheden. Zelf had ik zoiets nooit meegemaakt, maar het was mij verteld door Ashlynn en Gabe. Zij hadden mij ook geholpen om mijn speech in elkaar te zetten. Ik had het allemaal op papier staan.
Mijn handen trilden toen ik op mijn plek stond. De menigte was onrustig. Hier en daar werd geroezemoesd. Verwijtende blikken, gefronste wenkbrauwen en nieuwsgierige ogen. Langzaam haalde ik mijn speech tevoorschijn. Mijn blik gleed over de woorden en daarna weer naar de menigte. Sommigen herkende ik, anderen niet.
Toen ik Calum zag staan, fronsend en met zijn armen standvastig over elkaar geslagen, wist ik dat ik het anders moest aanpakken. Ik kon hier niet aankomen met een voorbedachte speech, die ik grotendeels niet zelf had bedacht. Als ik hen wilde overtuigen, moest ik verdomme mijzelf ook overtuigen.
De speech verdween weer in mijn zak.
'Wat doe je?' beet Katana mij fluisterend toe.
Ik keek haar zijlings aan. 'Ik ga een leger bijeen rapen.' Daarna richtte ik mijn blik op de menigte, op Calum om precies te zijn. 'Yrianthe is dood.'
Waar ik eerst had verwacht dat het nieuwtje alleen maar meer onrust zou creëren, viel de menigte nu stil.
'Ze was in het geheim aan het sympathiseren met Katherine. En ja, ik hoor het, de naam ringt bij sommigen hier een belletje. Katherine die uit deze dimensie was verbannen. Zij heeft een manier gevonden om tussen dimensies te reizen. En ze is op oorlogspad.' Ik brak mijn blik los van Calum. Het rumoer was terug, maar er stond nu onwetendheid op hun gezichten. Nu waren ze wel nieuwsgierig naar mijn woorden. 'Katherine heeft twee dimensies in haar macht en is nu uit op die van ons. Onze dimensie, die van jullie en die van de demonen.' Het was weer stil. 'Yrianthe steunde haar om haar eigen hachje te redden, ze wilde de poort naar onze dimensie wagenwijd open zetten. Dus doodde ik haar.'
Oei, misschien niet de beste tactiek. Het werd heel onrustig. Hier en daar ving ik wat woorden op die mij niet aanstonden. Die mij totaal niet aanstonden.
'Stilte!' bulderde ik. Ik ontvouwde mijn vleugels om mijn woorden kracht bij te zetten. Ik zette een stap naar voren, dichter naar de menigte toe. Het gewenste effect werd bereikt en ze werden stil. 'Hoe durven jullie mij dingen te verwijten? Ja, ik doodde Yrianthe, maar dat maakt mij nog slecht. Dat maakt mij niet per direct een demon, althans een demon die jullie voor ogen hebben.' Mijn vuur laaide op en voerde mijn woede. Het gaf mij de kracht die ik zocht. 'Jullie doden net zo goed. Jullie doden demonen en dat doet jullie geweten goed. Jullie handelen in jullie ogen dat goed. Ik doodde Yrianthe, die met de ware vijand sympathiseerde en daarmee nog meer verrot en slecht was dan welke demon ooit.' Ik gebaarde naar mijn vleugels. 'Ze zijn wit, want ik handelde niet uit moordzucht, in handelde uit geweten. Ik koos ervoor om Jurian, de o zo gevreesde demonenprins, te steunen. Ik heb zoveel dingen gedaan die jullie verafschuwen, maar mijn vleugels bewijzen het tegengestelde.'
Het was stiller dan ik voor mogelijk had gehad. Niemand stelde een woord. Zelfs Calum veranderde zijn houding. Hij leek nu zelf een beetje van zijn pad te zijn gebracht.
'Laten we nu voor één keer onze vooroordelen aan de kant zetten, want daartoe werd ik ook verplicht toen ik slechts een korte tijd geleden uit deze wereld werd weggerukt. Ik was een van jullie en heel eerlijk, dat ben ik nog steeds. Grensengel, maar wel heel erg gehecht aan mijn licht. En ik wil nog steeds voor het goede strijden, voor onze dimensie, maar dat kan ik niet alleen.' In mijn ogen zag ik vuur. Kleine vonkjes die langs mijn vleugels gleden en mijn woorden nog krachtiger maakten. 'Ik wil jullie vragen om jullie open te stellen voor de demonen. Want waarom zouden jullie dat op aarde wel doen, en hier niet? Waarom zou je je als elite opstellen, als anderen je ook kunnen helpen? De engelen kunnen deze oorlog niet winnen en de demonen kunnen dat ook niet. We kunnen onze dimensie alleen redden van de ondergang als we samenwerken.'
Toen ik Calums blik zocht, om hem te peilen, zag ik dat hij niet naar mij keek, maar naar Katana. De aanraking tussen die twee had hem misschien wel meer overtuigd dan mijn woorden dat deden.
'Hoe kunnen twee verschillende groepen elkaar nou sterker maken? We zouden elkaar afmaken op het slagveld en de vijand zou wel en breed staan te lachen,' beet een engel uit het publiek mij toe. Niet zomaar een engel, nee, het was de generaal die ons bij aankomst had omsingeld.
Er ontstond rumoer. De engelen twijfelden en dat was een lastige positie. Mijn woorden zouden hun vertrouwen winnen of verliezen.
Geen woorden, maar daden. Was dat niet de beste manier om iemand te overtuigen?
'Hoe wij elkaar sterker kunnen maken?' Ik zette een stap terug en keek naar Jurian. Hij keek mij vragend aan, klaar om mij te ondersteunen in wat ik ook van plan was. Ik stak enkel mijn hand naar hem uit.
Als ik het over mijn vuur had, had ik het altijd over slangen. Snel, behendig en indien gewenst vals. Kleine, subtiele vlammen die mijn wil vertegenwoordigden. Nooit had ik mij afgevraagd of het anders kon zijn.
Vandaag was het wel anders. Mijn wil was groter, ik moest deze engelen overtuigen. Mijn vuur leek daarom wel te exploderen. Het was niet langer meer een slang, het was een draak. Samen met mijn en Jurians licht- en duistermagie schoot mijn vuur de lucht in. Op aarde had ik dit hooguit weten te verwoorden als vuurwerk. Het was een waar schouwspel. Het kostte mij geen enkele moeite om deze hoeveelheid kracht te besturen. Want ik vertrouwde mijzelf.
Jurians ijs was hetgeen dat de bundel met kracht compleet maakte. Het was genoeg om iedereen de mond te snoeren, om her en der een open mond te veroorzaken en misschien nog wat twijfels weg te werken.
Ik liet Jurian los en suste mijn vuur en licht, Jurian deed hetzelfde met zijn ijs en duister. Het was stil.
De generaal snoof echter. 'Ja, het zal.'
Hoewel hij niet meer zoveel bijstand kreeg vanuit de menigte, zonk de moed mij in de schoenen. Deze generaal had aanzicht. Er zouden altijd engelen zijn die hem zouden volgen, terwijl wij iedere engel goed konden gebruiken.
Mijn blik dwaalde naar Jurian, de roep om hulp waarschijnlijk duidelijk in mijn ogen, maar ik vond mijn steun ergens anders.
'Het is waar,' merkte Calum luidkeels op. Hij had zijn handen in zijn zakken gestoken en liep nu door de menigte naar voren. Hij kwam bij het podium, wisselde een blik met mij en draaide zich toen om naar de generaal. 'Je kan veel zeggen, maar het is waar. Feline heeft gelijk. We hebben met meer te maken dan slechts een meningsverschil tussen twee groepen die voorheen met elkaar leefden. Het draait hier verdomme om onze levens. Ze weten wat ze doen, we hebben goede leiding nodig. Ik steun ze.'
Ashlynn liet niet lang op zich wachten. 'Ik ook.'
Gabe was de derde en hij werd gevolgd door veel instemmend gemompel.
Een gevoel van euforie overspoelde mij. We hadden het geflikt. We hadden het gewoon geflikt.
Een hand op mijn onderrug bevestigde dit gevoel. Een blik op Jurian vertelde mij had hij zijn enthousiasme inhield, maar zijn ogen spraken boekdelen.
We waren weer een stap verder.
Bạn đang đọc truyện trên: Truyen2U.Com